Een moeilijk besluit

“Jongens, niet afsnijden, maar neem de langere route door de Delta. Je kent de steeds verplaatsende ondieptes niet en de betonning ligt nooit op de juiste plaats voor Buenos Aires.” Dit stuurt een bevriende zeiler die een aantal jaar geleden met zijn eigen boot naar Buenos Aires voer. We krijgen er een kaartje bij met de geadviseerde route.

Door de Delta

Deze route is zo’n 15 Nm langer, maar het risico om vast te lopen op de Rio de la Plata lijkt ons niet zo aanlokkelijk. Van onze Uruguayaanse vrienden krijgen we bovendien een ankerplek aangewezen middenin het Deltagebied. Dat maakt de route door de Delta nog aantrekkelijker: we hoeven daardoor niet te haasten om voor donker aan te komen in Buenos Aires én we kunnen eindelijk weer eens een nachtje “in het wild” doorbrengen. De tocht van Colonia naar de ankerplek is prachtig: volop wind, IJsselmeer golfjes en een stralende zon. We slalommen tussen de kardinale tonnen door die de vele wrakken markeren en zijn inmiddels iets meer op ons gemak met de geringe diepgang in dit vaargebied. De skyline van Buenos Aires komt steeds dichterbij en al gauw sturen we stuurboord uit de smalle geul in die ons naar het Deltagebied leidt. Deze route wordt ook genomen door coasters en baggerschepen, dus het is filevaren. Met de schemering laten we het anker in het bruine water vallen en genieten we van de vogels en natuur om ons heen. Zo af en toe komt er nog een visser in een speedboat voorbij gevlogen, maar met het vallen van de nacht wordt ook dat minder.

Beginnersfout

“Hé, de motor klinkt gek…” En voor ik mijn zin af kan maken doet de motor helemaal niets meer. “Anker of genua?” Vlak achter ons zit een oplopend baggerschip, de geul is smal en slingert, hoge bomen zorgen voor een vlagerige wind en dan stroomt het ook nog eens. Snel rolt Joost de genua uit. Ik neem het roer over terwijl Joost zich over de motor buigt. De oorzaak is snel gevonden: Net als bij Figueira da Foz hebben we de dagtank leeg gevaren. Dit keer lukt herstarten echter niet zomaar, want er is teveel lucht in de brandstofleidingen gekomen. Joost duikt in de handleiding, terwijl ik zo goed mogelijk de boot in het midden van het vaarwater probeer te houden. Stap voor stap volgt Joost de instructies op, en warempel, het werkt! Het geluid van een ronkende motor klonk nog nooit zo fijn.

Inklaren met smoesjes

We zijn vanochtend vroeg vertrokken, want op zaterdag is de administratie van de jachtclub die we op het oog hebben maar beperkt geopend. We hebben geluk: ze zijn nog open én ze hebben plek. Met het bewijs van onze ligplek op zak gaan we op onze fietsjes naar de autoriteiten om in te klaren. Dat verloopt lang niet zo slecht als we verwacht hadden. Alleen de Prefectura blijft maar aandringen op het zien van mijn vaarbewijs als kapitein. Tja, die heb ik niet bij me, daar heeft nog nooit iemand naar gevraagd. We komen er uiteindelijk onderuit door de jongen op zijn mouw te spelden dat onze bootpapieren in Nederland óók gelden als bewijs dat je mag varen met de registreerde boot. Hij meldt het aan zijn meerdere en als die goedkeurend knikt, zijn we ingeklaard! Nu nog even geld wisselen en dan kunnen we op verkenning.

Grote geld wisseltruc

Dat blijkt op zaterdagmiddag alleen niet zo makkelijk. Argentinië heeft een complex economisch systeem door het lage vertrouwen in de eigen peso en de hoge inflatie waar ze maar niet vanaf komen. De overheid heeft een kunstmatige wisselkoers ingesteld: de official dollar. Deze wisselkoers is alleen in werkelijkheid ongeveer de helft van de echte waarde van de Amerikaanse dollar, de blue dollar. Voor ons als buitenlanders is het in dit hele gebeuren onwijs duur om met onze pinpas te betalen. Die hebben we dan ook al ver weg opgeborgen op de boot. We moeten zien dat we cash geld wisselen. Op de zwarte markt. Tegen de blue dollar wisselkoers. Bij een zwarte markt stel ik me iets schimmigs voor. In het centrum van Buenos Aires schijn je op de toeristische plekken aangesproken te worden met de vraag of je geld wil wisselen. Hiervoor ga je dan naar een achteraf kantoortje. In San Fernando, de buitenstad van Buenos Aires waar wij zijn, horen of zien we helemaal niemand die ons geld wil wisselen. De geldwisselkantoortjes in de winkelstraat zijn allemaal gesloten op zaterdagmiddag en zondag. Ik krijg honger en ben dan ook bijna in staat om toch mijn pinpas op te halen van de boot om gewoon geld te gaan pinnen.

“Nee”, zegt Joost. “Dat vind ik echt zonde. Ik ga het wel gewoon proberen bij die juwelier daar.” Terwijl ik bij onze fietsen blijf staan, loopt Joost de winkel binnen. “Ze hadden niet genoeg peso’s”, komt Joost hoofdschuddend weer naar buiten. We proberen het bij nog een andere juwelier en die verwijzen ons door naar het casino even verderop. Ik voel me er wat ongemakkelijk bij en blijf opnieuw buiten wachten. Joost is een poosje binnen en ik begin me steeds meer te verbazen over de mensen die ik naar binnen en buiten zie gaan. Het zijn allemaal grijze hoofden, de één met een rollator en de ander nog net niet met een stok. Ik kan er niet over uit. Joost komt besmuikt lachend weer naar buiten: “Het is een soort bejaardensoos daarbinnen! Alle fruitautomaten zijn bezet.” We vermoeden dat het pensioen net is gestort en mensen hun geluk in het casino beproeven. Joost heeft gelukkig tegen een best behoorlijke wisselkoers geld kunnen wisselen, dus wij kunnen onze eerste Argentijnse empanada’s eten!

Vijfhonderd Argentijnse Peso is (als wij het land binnenkomen) ongeveer één euro waard.

Op een bewoond eiland

Terug bij de jachtclub varen we de Awa naar haar ligplek. Deze is tegenover de jachtclub in het Deltagebied. Ze noemen het La Isla (het eiland). We komen terecht tussen zes palen, zonder toegang tot een steiger om naar de kant te kunnen. Er is een elektriciteitskabel naar één van de palen getrokken zodat we wel aan de stroom kunnen liggen. Water moeten we met jerrycans halen op “het vasteland”. Hiervoor worden we met een klein bootje opgehaald om vervolgens over te stappen op een iets grotere boot. Deze vaart elk halfuur heen en weer tussen La Isla en het vasteland. Het is een mooie groene plek met opnieuw veel vogels. Toch voelen ons wel wat opgesloten op onze eigen boot. We besluiten dat we het zo maar een weekje moeten proberen en dan wel weer verder kijken. Het is tijd om de Awa onder handen te nemen en vele klussen van onze lijst af te strepen. En daarvoor moeten we toch op de boot zijn.

Wel of niet…?

Het eerste wat we doen is contact zoeken met Cosme, een familievriend van een Argentijns stel wat in Brazilië ontmoetten. Hij is gespecialiseerd in het stralen en schilderen van boten. Eén van de grootste en meest onzekere klussen op onze lijst is het behandelen van de roest onder het teakdek. In Nederland hebben we voor vertrek kleine roestplekjes bijgewerkt, maar na twee jaar varen waarvan een deel in de tropen, is het meer oranje dan wit rond het teakdek. Cosme schijnt goed Engels te spreken, dus we sturen hem een videobericht om uit te leggen wat we willen. Niet veel later belt hij ons en de volgende dag stapt hij al aan boord om even mee te kijken. Hij bevestigt wat ik al langer denk: om alle roest goed te kunnen behandelen moet het hele teakdek eraf en dan is het de vraag wat de staat is van het staal onder het teak. Nu we weten dat er iemand is die ons kan helpen met die klus, durven we over deze optie na te denken.

Als we ’s avonds aan de thee zitten zegt Joost: “Ik weet nog niet zeker of al het teak er wel af moet, hoor. Ik wil eerst zelf bekijken hoe de staat van het staal is op de plekken waar nu de meeste roest onder het teak vandaan komt. Misschien kunnen we de roest lokaal behandelen en de rest van het dek sparen.” Ik stribbel eerst nog wat tegen, maar geef hem dan gelijk. De volgende dag zijn we dus bezig met operatie teakdek. Voorzichtig proberen we op verschillende plekken teakplanken te verwijderen. Op de ene plek valt het reuze mee, terwijl op andere plekken de roest ons lelijk aankijkt vanonder het teak. Met name aan de randen ziet het dek er niet al te best uit. Nu we dit zien én de eerste teakplanken gebroken zijn (voorzichtig verwijderen is écht heel lastig), lijkt ons besluit bijna te zijn genomen. “Ik moet er nog één nachtje over slapen”, zegt Joost. Het teak is nog in zulke goede staat, het heeft isolerende waarde, het is fijn aan je blote voeten, werkt goed als anti-slip en het ziet er zo mooi uit.” Ik heb met hem te doen. Ik ben in deze situatie een stuk rationeler dan Joost, merk ik. Het gaat hem echt aan het hart om het teak eraf te moeten slopen. Maar na een nachtje dromen over de roestgaten die we vorig jaar in de kuip tegen zijn gekomen is hij toch om: het gaat eraf. Eens kijken of de economische situatie van het land in ons voordeel kan werken om wat hulp in te kunnen schakelen bij deze enorme klus…

6 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *