Toubab in Gambia

Een haven voor pleziervaart heeft Gambia niet. Dus we liggen geankerd bij de Half Die pier. De naam heeft de plek te danken aan een vroegere cholera epidemie. Om ons heen wrakken, voor ons een levendige pier met vissers én… twee andere zeilboten. “Oeh, die Fransen zijn zich klaar aan het maken om naar de kant te gaan”, zeg ik, terwijl ik over de buiskap heen tuur. “Snel, laten we ook het bootje in het water leggen!” Joost steekt zijn hoofd door het luik om ook even te kijken en verdwijnt dan snel weer binnen. Hij grist nog gauw een rol koekjes uit de kast, twee appels uit ons fruitnet en vult een fles met water. Niet veel later staan we handen te schudden met een jongen in een geelkleurig uniform. Hij post bij de ingangspoort van het haventerrein van Banjul. De Franse zeilers blijken hem al te kennen van het inklaringsproces en slaan hem amicaal op zijn schouder. Ze zijn een paar dagen voor ons aangekomen en zijn hier voor een project met een ziekenhuis verderop. Ze hebben allerlei medicatie bij zich en het kost tijd om dat het land in te krijgen. “No, we don’t need your help today Bakary. A friend is waiting for us. And yes, we’ve got the stamps.” Eén van de Fransen houdt zijn paspoort omhoog. “But, maybe these guys may need your help today.” Voor we het weten lopen we achter Bakary aan over het smerige en chaotische haventerrein van Banjul. Het is oppassen geblazen tussen de hoog gestapelde containers en af en aan rijdende vrachtwagens. Shit, denk ik bij mezelf, meteen de eerste klassieke fout gemaakt: geen prijs afgesproken van tevoren. Nou ja, we zien het later wel. We worden van het ene onduidelijke kantoortje naar het volgende gesleept, kriskras verspreid over het terrein. Het proces verloopt Afrikaans gesmeerd. We vullen meerdere keren hetzelfde formulier in en verbazen ons over de grote hoeveelheid mensen in één kantoortje en de enorme stapels papieren op sommige bureaus. Maar, iedereen is vriendelijk. Eén van de immigratiemedewerkers veert enthousiast op als we zeggen dat onze boot Awa heet. “Mijn moeder heet zo!”, roept hij uit. Awa is inderdaad een Afrikaanse meisjesnaam. Alleen de douanier vraagt om een present zodat hij onze boot niet hoeft te bezoeken. Als ik stamelend zeg dat we alleen wat koekjes en appels hebben en nog geen geld hebben gewisseld, dan wuift hij dat het wel oké is en dat we kunnen gaan. We geven elkaar al bijna een high five totdat we bij de gezondheidsdienst binnenkomen. Daar stokt het vlotte inklaringsproces. De twee jonge gasten bekijken ons gele boekje en corona vaccinatiebewijzen met veel aandacht. Als dat allemaal in orde is, wapperen ze met een lijst van de IMO met daarop alle voorwaarden waaraan we moeten voldoen. Het is een lijst die ze gebruiken om grote zeeschepen te controleren. Joost en ik kijken elkaar verbaasd aan. We sputteren wat tegen, maar er zit niets anders op: de jongens moeten onze boot controleren. Als we met Bakary terug naar de pier lopen om de jongens van de gezondheidsdienst met ons bootje naar Awa te brengen krijgen we instructies: “They know they cannot ask all this conditons from you, but they probably just want to get something. We trekken allerhande EHBO-certificaten en medische boeken uit de kast, maar feit blijft dat we geen gestempelde lijst hebben van de medicatie die we tevoorschijn halen (simpele pijnstillers, malarone en wat zalfjes) én medicatie hebben die over datum is. Om ons de benodigde certificaten af te kunnen geven moeten ze $600,- rekenen, maar omdat we zo’n klein schip zijn, rekenen ze ons de helft. Mijn ogen rollen bijna uit m’n hoofd. We draaien ons naar Bakary, maar die kijkt weg en houdt zich wijselijk stil. Uiteindelijk komen uit op een bedrag van €40,-. Die gasten maken nog een foto van zichzelf op onze boot en dan brengen we ze zo snel als we kunnen terug naar de kant. Zij zijn tevreden, maar wij voelen ons bekocht. We wisten dat er een dikke kans was dat we met omkoping te maken gingen krijgen, maar de nasmaak is bitter. “Hij durfde ook nog te vragen om een aanbevelingsbrief om te kunnen studeren in Delft. Wat een arrogante vent”, zeg ik hoofdschuddend tegen Joost. We bedanken Bakary voor zijn hulp die dag. Als ook hij vraagt om meer dan de 400 Dalasi die we hem geven, weten we het niet meer. “We want to pay you a fair price Bakary.” Hij komt met wat vage argumenten. We besluiten er 500 Dalasi van te maken, maar mijn Nederlandse telefoonnummer kan hij vergeten. Terug op de boot proosten we op onze Gambiaanse aankomst en filosoferen nog wat over het systeem en hoe we het misschien anders hadden kunnen aanpakken. We komen er niet uit en besluiten er een nachtje over te slapen. Want één dingen weten we wel zeker: we zijn doodop.

De  volgende ochtend gaan we op tijd ankerop om naar Lamin Lodge te varen. Dit is een begrip onder zeilers in Gambia. Het is eigenlijk meer een restaurant aan het water dan een lodge, ooit opgezet door een Duitse zeiler. Ze weten hier exact wat je zoekt na een lange tocht op zee. Althans, dat is wat we gehoord hebben. We zoeken op een rustig tempo onze weg tussen de mangroves door. Eén oog op de digitale kaart en één oog op de dieptemeter. Wát een verschil met Banjul. De stadsgeluiden maken plaats voor het gefluit van vogels en de omgeving is prachtig groen. Na een krap uurtje varen, zien we wat masten boven de mangroves uitsteken. Karim peddelt ons tegemoet op zijn surfplank en heet ons welkom. Als we een plekje hebben gevonden, vertelt hij welke services ze kunnen leveren bij de lodge en dat we natuurlijk welkom zijn om iets te komen eten of drinken. We bedanken hem en zeggen dat we later op de dag wel even langskomen.

De volgende dag doen we onze eigen river cruise met het rubberbootje tussen de mangroves en nog een dag later durven we het aan om op eigen houtje het achterliggende Lamin Village verkennen. Via de zandweg lopen we eerst langs de landbouwgronden. Een taxi probeert al slalommend de ergste kuilen te omzeilen. Als we goed kijken, zien we dat veel kuilen volgestopt zijn met afgedankte kleren (uit Europa komen we later achter). Vervolgens lopen we langs percelen met allemaal hekken met daarachter relatief grote stenen huizen. Dat laatste hadden we niet per se verwacht. Hier en daar zien we ook nog wel wat eenvoudige hutten met golfplaten daken, maar blijkbaar hebben de mensen het in dit dorp relatief goed. Kinderen komen overal vandaan gerend op het moment dat we langslopen. We horen dan ook regelmatig: “Hello! Toubab! How are you?” Vervolgens volgen steevast de vragen: “Where are you from?” en “What’s your name?”.  Sommigen zijn zo brutaal om om geld of snoep te vragen. Maar meestal komen ze gewoon gedag zeggen, pakken ze je hand of schoppen ze een bal naar je toe. Uiteindelijk lopen we tot aan de main road, de enige afsfaltweg door het dorp, en dan weer terug. De temperatuur loopt dan al richting de 35⁰C. Tijd voor deze Toubabs om de schaduw op te zoeken dus. We zoeken uit wat het woord ‘Toubab‘ betekent: wit persoon of vreemde. Het woord is waarschijnlijk afkomstig uit de koloniale tijd. Het voelt wat vreemd om zo aangesproken te worden.

De meeste zeilboten bij Lamin Lodge blijken verlaten te zijn. Veelal Fransen die hun boot achterlaten om een tijdje naar Frankrijk terug te gaan. Lamin Lodge zelf lijkt ook niet meer helemaal wat het ooit geweest is. De douches zijn verzakt en buiten werking (bummer voor ons!) en ook de rest lijkt wat vervallen. We horen dat de oude eigenaar in 2018 overleden is en dat zijn Gambiaanse vrouw haar prioriteiten ergens anders heeft liggen. Toch zijn er bijna iedere dag wel gasten en de jongens die de tent runnen zijn enorm vriendelijk en behulpzaam. Drie zeilboten blijken bewoond. Bij de Duitse catamaran worden we uitgenodigd om wat de komen drinken. De Oostenrijkse buurman is er ook. De Duitsers zijn vier jaar terug de rivier helemaal op geweest. Echt de moeite waard, drukken ze ons op het hart. Zo’n vermoeden hadden we al. Dus nog even naar de grote markt in Brikama om geld te pinnen en boodschappen te doen en dan gaan we!

14 reacties

  1. Begon wel wat spannend te worden.. Ik hoop dat alles goed verloopt, en “Hollands Glorie” laat zich niet voor de gek houden. Die mensen zullen den al doen om geld en goederen te krijgen..
    Enjoy your stay..

    1. Hahahaha! Brood heet hier tapalapa. Tapalapa Toubab, zal het eens voorstellen bij de stalletjes aan de straat. Al zijn ze hier meer gewend aan een broodje met een saus van bonen en ui.

    1. Op Instagram hebben we net wat gedeeld over een kookcursus die ik heb gedaan. Binnenkort het recept wellicht ook hier op de website!

  2. Spannend avontuur en weer prachtige foto’s! Bizar van die kuilen met afgedankte kleding. En wat is de hoes voor de rubberboot netjes geworden! Ziet er niet uit als de makkelijkste vorm. Bravo!

    1. Die hoes is zeker netjes geworden! Je moest eens weten wat een gevloek dat gekost heeft… Maar het resultaat is professioneel! (Net als de nieuwe horren voor boven de dekluiken overigens!)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *