Met de vloedstroom mee

“Jeetje, we hebben nog steeds stroom mee, er lijkt wel geen einde aan te komen! Misschien halen we de Jurong Creek zelfs nog wel”, zegt Joost. Een half uur later draait de stroming dan toch, na negen uur de vloedstroom mee te hebben gehad. Het begint al donker te worden en we kiezen ervoor om het anker gewoon op de rivier te laten vallen. De volgende ochtend vertrekken we opnieuw vóór het ontbijt om maar zolang mogelijk van de stroom mee te profiteren. We hebben berekend dat we nog mooi wat stroom mee kunnen oppikken tot aan dé brug. De Senegambia brug verbindt sinds 2019 de noordzijde van Gambia met de zuidzijde. Een vooruitgang voor het land wat verder afhankelijk is van pontjes die op wisselende tijden vertrekken. Voor zeilers een doorn in het oog, omdat de hoogte van de brug voor sommige boten betekent dat ze de rivier niet meer op kunnen. Bovendien is de informatie over de doorvaarthoogte summier. Wij zouden er net onderdoor moeten kunnen met onze 17,5 meter, maar niemand kan dat met zekerheid bevestigen. Het plan is dan ook om voor de brug te wachten tot het laagwater is en dan eronderdoor. Als we de brug naderen opper ik voorzichtig: “Misschien kan ik de mast in om te kijken of het nu al past?” Het is doodtij en net hoog water geweest. Joost houdt er niet zo van om risico’s te nemen met de boot. Maar dit keer is hij er meteen voor in. Wachten tot laagwater betekent namelijk nog zo’n zes uur wachten en ook dat we daarna stroom tegen krijgen. Zonde van de diesel. Terwijl ik bovenin de mast probeer in te schatten of het past of niet, manoeuvreert Joost de boot achterstevoren voor het hoogste punt van de brug. Op die manier kunnen we ons snel uit de voeten maken als dat nodig is. Een hele kunst met de stroming die er staat. “En? Kan het?”, schreeuwt Joost naar boven. “Ik weet het niet!”, schreeuw ik terug. “Dan gaan we niet hoor!”, roept Joost ongerust. “Nee, we moeten gewoon nog iets dichterbij!”, roep ik terug. Pas vijftien meter voor de brug durf ik groen licht te geven. Met een kleine meter over boven onze marifoonantenne schuiven we onder de betonnen kolos door. Eenmaal beneden geven we elkaar een dikke high five: het is gelukt! Nu kan het echte avontuur beginnen. Vanaf hier wordt de rivier smaller, de begroeiing aan de oevers verandert en het water is zoet.

Bij Seahorse Island laten we het anker vallen. Portugese ontdekkingsreizigers zagen hier voor het eerst zogenaamde zeepaarden, oftewel nijlpaarden. Het is bladstil en overal om ons heen horen we vogels kwetteren en insecten zoemen. We liggen voor de ingang van een kreekje. Dit schreeuwt erom om ontdekt te worden. Althans, dat is Joost zijn gedachte. Ik denk daar wat anders over: “Mij krijg je niet in dat rubberbootje.” Joost besluit als heuse ontdekkingsreiziger in zijn eentje richting de rietkraag te roeien. Hij draalt wat voor de ingang en peddelt dan een paar slagen de kreek in. Al snel zie ik hem rechtsomkeert maken. “Toch maar niet?”, vraag ik plagerig als hij terug is bij de boot. “Neeuh, ik hoorde wat vreemde geluiden. En toen leek het idee dat er achter me ineens een nijlpaard de uitgang zou blokkeren, toch iets te spannend.” Ik knik instemmend, blij dat hij veilig terug is op de boot.

De volgende ochtend vertrekken we opnieuw vroeg. Onze tactiek is om snel tot aan Janjanbureh te varen en dan voor de terugweg rustig de tijd te nemen. Dit komt gunstig uit met de vloedstroom die lang mee staat als je stroomopwaarts vaart. Ondanks dit plan, vertragen we bij de Baboon Islands even. Voor het eerst staat er een beetje wind op de rivier. Dus we hijsen de gennaker en drijven rustig richting de eilanden. Als we het eerste eiland bijna gepasseerd zijn, komt er een bootje op ons af gesneld. We kopen twee kaartjes om door het National Park te mogen varen en luisteren naar de uitleg van de ranger. Aan het einde van de vorige eeuw zijn op deze eilanden vier groepen chimpansees uitgezet, gered uit de stroperij. Sindsdien leven de apen hier praktisch in het wild, maar worden ze eenmaal daags gevoerd. Zo kunnen de rangers de dieren in de gaten houden. We mogen niet dichterbij de eilanden komen dan halverwege het vaarwater. De verrekijker en de zoomlens zijn dus onze beste vrienden de rest van de middag. Als de ranger net vertrokken is, horen we een hard laag geluid uit de bosjes komen. Het houdt een beetje het midden tussen gebrom en het snurken van een enorm varken. We kijken elkaar verschrikt aan. “Wow, wat was dat?!” Niet veel later horen we het geluid opnieuw tegelijk met geritsel in de dichte jungle naast ons. Voor ons uit zien we een nijlpaard het water in lopen. Voordat we echt dichterbij kunnen komen, is hij om het hoekje verdwenen. “Hier zitten ze dus wél!” We kijken elkaar aan met een glimlach van oor tot oor. De rest van de middag is het vechten om de verrekijker en het beste plekje in de schaduw. Het is heet! Na uren turen naar boomtoppen geven we het op. Helaas, de chimpansees zitten waarschijnlijk lekker ergens in de schaduw. We balen een beetje, maar troosten ons met de gedachte dat we op de terugweg nog een kans hebben. Aan de rand van het National Park gooien we het anker uit. De schemering valt in, en het oerwoud om ons heen komt tot leven. We zien en horen verschillende soorten apen vechten voor het beste plekje boven in de bomen. Het geluid van insecten en vogels gaat een paar decibel omhoog. En van verschillende kanten horen we Nijlpaarden brullen. We zijn omsingeld, en de geluiden komen steeds dichterbij…

We naderen Janjanbureh. Langs de kant staan verschillende mensen te zwaaien, te wijzen en tegenstrijdige adviezen te geven. “Watch out for the power cables!” en “You can anchor here!” en tegelijkertijd “No, you can’t anchor here! There’s a pipeline running under water.” De elektriciteitskabels over het water hadden we gezien. Dat is de hele reden waarom we niet verder de rivier op kunnen. We kiezen er uiteindelijk voor om de adviezen van Buba op te volgen. Een jongen die vanaf Baobolong Guesthouse rustig naar ons staat te kijken en gebaart dat we prima kunnen ankeren op de plek waar we liggen. Als we op hun overdekte terras neerstrijken met een koud colaatje legt Buba uit hoe het zit: “It’s a competition. Because of covid we haven’t had tourists for a long time. So everybody wants you to come to their place.” Aha. Niet veel later neemt hij ons mee op sleeptouw door de zandstraten van Janjanbureh. Langs de freedom tree, het huis van de gouverneur, de kostschool, rijstvelden en de gezondheidskliniek. Hij weet een hoop te vertellen en we zijn achteraf blij dat we op zijn aanbod in zijn gegaan. Zonder hem hadden we zeker de helft van de stad, die op een eiland ligt, niet gezien.

De volgende ochtend worden we tussen 05.00 en 06.00 uur gewekt door de verschillende moskees. Oei, dat waren we even niet meer gewend. Even denken we eraan om de stad met al haar mensen en geluiden achter ons te laten en weer terug de natuur in te varen. Tot Joost bij de guesthouse drie Nederlandse meisjes treft. Ze staan op het punt om naar een kookworkshop te gaan. Als hij me dat vertelt, ben ik meteen enthousiast. Ik blijk nog prima aan te kunnen schuiven. We blijven dus nog een dagje. Voor ik het weet zit ik in de compound van de familie van Buba met een grote vijzel voor me. De andere meiden proberen de groentes te snijden die ze net op de markt hebben gekocht. Zonder snijplank. Alsof we nog nooit gekookt hebben, krijgen we uitleg van de Gambiaanse dames die om ons heen zitten. Ze lachen wat af om ons gestuntel. In de buitenkeuken, wat niet meer is dan een klein zwart geblakerd hokje, wordt een houtvuurtje aangemaakt met plastic zakjes. Ondertussen moeten wij de rijst controleren op kleine steentjes en wordt de kip in een pan vol gloeiendhete olie gedaan. Terwijl we wat zitten te kletsen, maken de Gambiaanse vrouwen het gerecht af. Alles wordt gebakken, gestoomd en gekookt in één pan en een vergiet. Drie volle schalen met Benachin, een traditioneel Gambiaans gerecht, is het resultaat. Zittend op krukjes gaan we rond één van de schalen zitten. Onze twee docenten eten met ons mee. Volgens goed gebruik verdeelt één van hen de groente en de kip, zodat iedereen wat krijgt. We kijken hoe de vrouwen met hun rechterhand balletjes knijpen van het eten en het in een vloeiende beweging in hun mond stoppen. We knijpen er flink op los, maar moeten constateren dat de kippen en de geiten ook een behoorlijke maaltje overhouden aan ons geklungel.

’s Avonds heeft Buba een verrassing voor ons. Hij neemt ons mee naar een feest met echte trommels belooft hij. Nieuwsgierig lopen we met hem mee. Steeds duidelijker horen we muziek. Midden op straat wordt getrommeld en gezongen. Rondom staan allemaal stoelen met daarop een publiek van zeker honderd mensen. In het midden staat een groep vrouwen uitbundig te dansen in kleurrijke jurken en hoofddoeken en verderop staat een klein podium met twee versierde stoelen. We blijken op een Afrikaans trouwfeest beland te zijn. Verbaasd kijk ik Buba aan. “Had je ons niet even kunnen waarschuwen? Moet je zien wat voor kleren ik aan heb!” Ik wijs naar mijn vale korte broek en hemdje. Maar Buba haalt zijn schouders op. Hij zegt dat het niets uitmaakt en begint mee te bewegen op de muziek. Niet bewegen is bijna onmogelijk. Plots voel ik een handje in de mijne. Ik kijk naar links en zie een jongetje naast me staan. Hij kijkt me verlegen even aan, maar laat mijn hand niet meer los. Na een tijdje trek ik mijn hand zachtjes los, omdat het toch wat ongemakkelijk begint te voelen. Niet veel later komt hij met een stoel aan. Voor mij, wijst hij. Ik zet de stoel neer naast één van de Nederlandse meiden en ga er beleefd op zitten. Hij komt meteen naast me staan. De muziek blijft maar doorspelen, dus stilzitten is moeilijk. Na een tijdje gebaar ik of hij niet ook wil zitten. Ik schuif wat op en hij gaat naast me zitten. Nog geen tien minuten later voel ik een hoofdje tegen mijn schouder. Het jochie is tegen me aan in slaap gevallen. Ondertussen wordt mijn losse haar door vier kleine handjes bewerkt tot een vlecht. Tot grote vreugde van de meisjes heeft mijn buurvrouw een elastiekje: zo nu hoor ik er ook een beetje bij. De bruid wordt ondertussen bedolven onder de cadeaus. Per compound wordt er al dansend en zingend geld, doeken en keukengerei aangeboden. Dit alles wordt vastgelegd door een chique camera. Blijkbaar is het belangrijk om te laten zien dat je gul geeft. Als we vragen waar de bruidegom is, leren we dat hij ergens verderop is. Dit feest is voor de bruid die straks naar het dorp van de bruidegom vertrekt. Daar wordt dan nog een ander feest gevierd. Eenmaal terug op de boot vallen we moe maar voldaan in slaap. Blij dat we een dagje langer zijn gebleven!

2 reacties

  1. Zoals gewoonlijk weer erg leuk beschreven!
    Nog heel veel plezier daar en voor 2023 nog veel meer ‘ spannende ‘ avonturen .

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *