Noord Spanje

Het is 14 augustus als we Frankrijk ’s avonds achter ons laten. Na anderhalf uur opkruisen, ronden we het laatste stukje van Île d’Oleron. Vanaf hier kunnen we in één rechte lijn naar onze eerste bestemming in Spanje: Santander. Na een lange dag (lees ons vorige bericht) denken we allebei hetzelfde: slapen. “Ga jij anders maar eerst”, zegt Joost, “Dan weet ik tenminste zeker dat ik straks goed slaap.” Ik poets dus m’n tanden en kruip binnen op de langsbank achter ons zelfgemaakte slingerzeiltje. Dat zeiltje zorgt ervoor dat ik niet van de bank slinger. Geen overbodige luxe, want de enige bank waarop we kunnen liggen is aan stuurboord. We zeilen halve wind over bakboord. Dat betekent dat ik à la minute van de bank zou rollen zonder dat zeiltje, omdat de boot naar bakboord helt.

Ik lig prima en toch wil de slaap niet komen ondanks de vermoeidheid. Na twee en een half uur ben ik er klaar mee, ik ga er maar uit. Het zal de spanning wel zijn voor deze tocht. De Golf van Biskaje is namelijk een berucht stuk water. Door het plotselinge verschil in diepte van een paar honderd meter naar een paar duizend meter, kan hier, in combinatie met harde wind, een heel gevaarlijke zee ontstaan. Gelukkig blijkt de spanning onnodig. We hebben een mooi weervenster uitgekozen en kunnen bijna het hele stuk halve wind varen. De overgang naar “het diepe” maken we de volgende ochtend als Joost nog ligt bij te slapen. De dieptemeter verspringt van 145 m ineens naar 6,8 m en loopt terug naar 3,9 m. Voor de zekerheid check ik toch even de kaart op de tablet om te zien of er écht geen ondiepte ligt. Geen ondiepte hier. Heel misschien was het één van de dertig soorten walvissen die hier rondzwemmen. Maar een logischere verklaring is dat onze dieptemeter het niet meer aan kan. Op de kaart zie ik namelijk dat we 3 km aan water onder onze boot hebben. Wát een water. Behalve de flippende dieptemeter merken we verder eigenlijk niets van al dat water. De golfslag verandert niet of nauwelijks en het water heeft nog steeds dezelfde diep blauwe kleur.

“Toch echt balen dat we nog geen hengel hebben”, zegt Joost met een zucht. Hij is de hele middag al aan het lezen in The cruising handbook for fishing. “Jord zei dat je zelfs met alleen een stuk touw met een haak eraan iets moet kunnen vangen. Misschien ga ik dat toch maar eens proberen. Hier in het boek staat het ook.” Uit “de bak van Jord” komt een lure tevoorschijn. Die knoopt Joost aan een oude lange lijn. Op de lijn knoopt ‘ie vernuftig een demper van een oude fietsband en vervolgens gaat alles te water. De vissen tonen geen interesse. De eerste winkel die we in Santander bezoeken na 37 uur varen, is dus een viswinkel. Van Jord hebben we een boodschappenlijst gekregen met te kopen visspullen. In Frankrijk hadden ze niet de juiste vismolen op voorraad door corona. Ook hier in Spanje hebben ze ze niet liggen. Maar wat een mazzel: er liggen twee tweedehands Penn Senator 9.0 vismolens! We kiezen de beste, kopen er een tweedehands hengel bij mét katrolletjes op de uiteinden, een zo lang mogelijke 40 kg lijn en een gaf. Joost heeft een grijns op zijn gezicht van oor tot oor als we de winkel weer uitlopen. “Mooi”, appt Jord, “It’s not if you’re gonna catch, but when”.

Na Santander te hebben verkend, wat klusjes en een surfsessie op Playa de Somo, trekken we westwaarts. De weersverwachting blijkt niet te kloppen: we houden onze zeilen niet vol. En dus motorzeilen we het hele stuk met een irritante golfslag. We komen met hoogwater aan bij San Vicente de la Barquera en vinden na goed zoeken en mikken de enige mogelijke ankerplek in de baai voor onze boot voor Playa del Puntal. ’s Avonds met laagwater draait de boot om vanwege de kenterende stroming. Nauwlettend houden we de dieptemeter in de gaten. We hebben nog zo’n 20 cm water onder de kiel, maar dat is genoeg! Wat een prachtplekje is dit. Veel vrienden raadden onze deze plek aan bij vertrek. We snappen helemaal waarom. Een rustige baai, zonder binnenrollende swell, geen harde stroming en een fantastische uitzicht op het dorp met kasteel en de achterliggende bergen. Ideaal aan deze plek is dat je aan de buitenkant van de baai een mooi surfstrand hebt. Helaas zonder golven de paar dagen dat we er liggen…

De week erna trekken we in dagtochten verder langs de kust. Steeds is het de vraag of de wind zich houdt aan de verwachting. Over het algemeen waait het ’s ochtends niet en trekt de noordoostenwind gedurende de middag aan vanwege de thermiek. Regelmatig moeten we een stuk motoren, omdat de wind toch tegenvalt. Dat, in combinatie met irritante golfslag (de golven lijken tegen de rotsen terug te ketsen), maakt dat we de Noord Spaanse kust niet al te makkelijk zeilen vinden. Ribadelsella is de enige haven waar we stoppen. Zonder extra betaling mogen we hier zoveel wasjes draaien als we willen. De wasmachine maakt dus overuren. Verder maken we er een flinke wandeling naar een bijzondere natuurlijke grottunnel, Lacuevona, en toppen de watertanks weer af.

Bij San Esteban de Pravia ankeren we in een baai die voorheen een steenkolenoverslaghaven was. We liggen als enige zeilboot voor anker en het doet er wat desolaat aan. Toch is het dorpje kleurrijk en zijn de oude kranen op de kade helemaal gerestaureerd. We maken een prachtige wandeling over de kliffen en klauteren 400 m naar beneden en weer omhoog voor een verkoelende duik tussen de rotsen.

Na een korte tussenstop bij Ria Ribadeo, komen we aan op Ria Viveiro. Hier liggen we de eerste nacht tegenover de visafslag met uitzicht op het weinig aantrekkelijke stadje. Als we boodschappen gaan doen, blijkt achter de lelijke appartementengebouwen stiekem een mooi oud stadje verscholen te liggen. Met een Spaanse variant op de tompouce voor Joost en een empanada voor mij bekijken we van een afstandje de Spanjaarden die siësta houden op het terras. We krijgen spontaan zin in een biertje en schuiven aan aan het enige lege tafeltje. Als we gaan zitten, komt de bediening net langs met een dienblad vol tapas. Dit is vakantie! Voor de volgende nacht verplaatsen we een stukje naar een mooiere ankerplek. Hier rollen we de hele nacht heen en weer door binnenkomende swell. Net teveel om goed te kunnen slapen.

De volgende dag besluiten we dus, ondanks de weinige wind, verder te varen. Het eerste stuk gaat nog redelijk: halve wind kunnen we lekker motorzeilen. Maar dan moeten we afvallen en is alle wind weg. We klotsen alle kanten op en de zeilen staan te klapperen. De genua rollen we in, het derde rif gaat in het grootzeil, we zetten het zeil strak en de motor aan. Dit is inmiddels bekend recept. “Op Navily zie ik dat in de eerstvolgende ria ook een redelijk beschutte ankerplek moet zijn”, zeg ik terwijl ik Joost mijn telefoon onder z’n neus duw. “We zouden dan morgen met hoogwater nog verder dat riviertje op kunnen varen. Waarschijnlijk liggen we dan heel rustig en de omgeving ziet er mooi uit.” Bijna besluiten we om linksaf slaan, maar dan hebben we ineens toch weer wind. Dus we gaan door. Genua weer uitrollen, boom erin en de reven uit het grootzeil. Als we net klaar zijn, houdt de wind er weer mee op. “Aargh, dit is om gek van te worden”, zegt Joost. “Oké, als het bij de volgende kaap nog niet waait, dan gaan we alsnog linksaf.” “Prima”, zeg ik. We varen op Cabo Ortegal af. Langzaam begint het toch weer wat te waaien. “In de Reeds staat trouwens dat we zo’n twee mijl afstand van de kaap moeten houden”, zeg ik, “volgens mij vanwege die puntrotsen en oh ja, vanwege eventuele valwinden.” “Hmm, misschien moeten we de boom er dan uithalen, want we moeten straks ook wat loeven waarschijnlijk”, zegt Joost. Hij is al onderweg naar het voordek. Met zo’n twaalf knopen wind over dek varen we voorbij de kaap. We proberen wat foto’s te schieten van de ruige kliffen. “Wanneer zouden die valwinden komen, als ze komen?”, vraag Joost zich hardop af. Nog geen half uur later hebben we ze te pakken: we krijgen 40 knopen wind om onze oren. Gelukkig zitten de drie reven nog in het grootzeil, is de genua makkelijk een stuk ingerold en komt de wind van achter. Ik tover onze reddingsvesten snel tevoorschijn en zet het luik in de kajuitingang. Dat laatste blijkt gelukkig niet nodig, maar we hebben ons lesje geleerd: stay away from the cape!

Het laatste stuk naar Ria de Cedeira is het iets rustiger. De hengel, die we toch maar even binnen hebben gehaald met die harde wind, gaat weer uit. Helaas, nog steeds geen vis. We moeten het voorlopig nog doen met vis van de visboer.

We kregen veel vragen over het mysterieuze geluid dat we hoorden bij Ouessant. Inmiddels hebben we het geluid vaker gehoord. Sterker nog, we hoorden het zelfs toen we over een drooggevallen stuk strand liepen in Frankrijk. Onze visguru Jord liet weten dat ‘ie dacht dat we gewoon het leven onder water hoorden. We horen het geluid namelijk alleen als we boven rotsen liggen. Dé plek voor vissen en ander waterleven. Onze stalen romp versterkt het geluid.

17 reacties

  1. Fantastisch mooi om te lezen! Genieten. Joost jullie hebben een speargun toch? Harder zwemt ongeveer in alle havens en langs kusten, die zijn goed om te eten en kan je met wat brood dicht bij krijgen.

    1. Ah, ja! We vroegen ons al af wat die vis was… Ik heb nog een beetje koudwatervrees met dat ding, maar inderdaad, als de vis niet naar mij toe komt, dan moet ik maar naar de vis!

    1. Leuk dat je nog steeds meeleest, Frank. En mooi om te zien (in de Column Anna) dat jij al die vrije vogels weer terug verwelkomt in Nederland!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *