“Zullen we ’s ochtends langs Baboon Island, als het nog niet zo warm is? Of juist aan het einde van de middag, rond voedertijd?”, vraagt Joost peinzend. We kunnen niet kiezen en besluiten om zowel de ochtend als de middag te nemen. We willen de kans om chimpansees te zien dit keer zo groot mogelijk te maken. Opnieuw laten we ons in de brandende zon voorbij de eilanden drijven, gewapend met verrekijker en zoomlens. Als we bijna voorbij de eilanden zijn, ziet Joost ineens een tak lichtjes bewegen. “Ja, daar!”, fluistert hij. Snel geef ik hem de camera en pak de verrekijker over. Ja hoor: meerdere apengezichtjes tussen de takken. We kijken ademloos toe en maken een extra rondje. “Ietsje dichterbij kan nog wel, toch?”, vraag ik terwijl ik de boot wat dichter naar de kant stuur. Ik zet de motor weer uit en geruisloos laten we ons nog een keer voorbij drijven. Net buiten het National Park gaan we voor anker om te wachten tot voedertijd. Als het tijd is, varen we in colonne achter de toeristenbootjes aan. De chimpansees komen nu naar de waterkant om het eten te pakken wat ze toegegooid wordt vanaf de voederboot. Als we zie hoe dichtbij de toeristenbootjes komen, durven wij het ook aan om wat meer naar de kant te varen. Nu zien we ze echt van dichtbij!
Na meerdere rondjes zoeken we onze ankerplek op voor de nacht. Zodra het begint te schemeren horen we het inmiddels bekende gebrul van nijlpaarden op het eiland. De safari gaat dus nog even door. Eén voor één zien we de nijlpaarden met hun oortjes en ogen boven water komen. Spiedend kijken ze om zich heen. Vanachter onze klamboe kijken we met open mond om ons heen. Het geluid van snuivende nijlpaarden komt van rondom de boot en het klinkt steeds dichterbij. Joost kruipt onder de klamboe vandaan om beter zicht te hebben en gaat op het achterdek staan. Precies op dat moment komt er een nijlpaard boven water op ongeveer een bootlengte afstand. Hij kijkt ons in een flits aan en gaat dan proestend weer ten onder. Duidelijk geschrokken van onze aanwezigheid. Wij schrikken net zo hard, maar vinden het tegelijkertijd prachtig. Wauw! Hiervoor zijn we naar Gambia gekomen.
We maken een korte stop in Kuntaur. Eigenlijk hebben we niet zo’n zin om naar de kant te gaan. We hebben er geen trek in dat we belaagd worden door kinderen en mensen die ons hun diensten aanbieden of iets van ons willen. Maar goed, onze groente- en fruitvoorraad is toe aan een aanvulling. Om niet meteen midden in het dorp te staan, gaan we ook hier weer aan land bij een guesthouse. Bovendien hebben ze hier een klein steigertje. Na een drankje in de schaduw wagen we ons in het dorp. In tegenstelling tot wat we dachten, worden we hier helemaal niet benaderd of nageroepen door kinderen. Sterker nog, de mensen kijken amper om en trekken zich niet zoveel van ons aan. Heerlijk! Voor we het weten lopen we het dorp uit en staan we langs de moerassige velden. Via de waterkant lopen we terug langs de een oude groundnut fabriek en een goed onderhouden binnenvaartschip. Eén van de jongens die op dit schip werken, loopt een stukje met ons mee. Hij vertelt wat over het schip waarop ze heen en weer varen over de Gambia rivier met groundnut. Ze liggen hier nu voor de overslag. Als we vertellen dat we ook met een schip over de rivier varen, is hij meteen geïnteresseerd. We wijzen naar de Awa die aan de overkant ligt. Hij kan bijna niet geloven dat we daarmee helemaal hier zijn gekomen. Lachend zeggen we dat we dat soms zelf ook maar moeilijk kunnen geloven.
Tegen de lunch halen we het anker op en varen weer verder. We willen voor anker bij Bird Island of Deer Island. Zodra we daar zijn, besluiten we toch door te varen. We komen hier meerdere vissers tegen en weten inmiddels dat zij ook ’s nachts op pad gaan. Daar hebben we niet zo’n trek in. De ene visser vraagt om wat te drinken, de volgende om schoolspullen en een jas. Het is namelijk koud volgens de Gambiaanse standaarden. Er staat geen zuchtje wind en de zon brand onverbiddelijk. Wij kunnen dus niet anders concluderen dan dat het stikheet is. Zolang we stroom mee hebben, blijven we varen zodat we een klein beetje een briesje hebben door onze eigen snelheid. Binnen tikt de thermometer de 37⁰C met gemak aan. Buiten in de zon is het zeker nog 5⁰C warmer. ’s Avonds koelt het maar matig af. De motor die ons grotendeels de rivier op en af brengt, heeft daarin zeker een aandeel, maar het is ook gewoon echt een stuk warmer in het binnenland. Alle zin om ook maar iets te willen ondernemen, vergaat ons zodra het 12.00 uur ’s middags is geweest. Koken proberen we daarom ’s ochtends al te doen en dan meteen voor twee dagen. Of we maken iets wat niet opgewarmd hoeft te worden. De boot krioelt na zonsondergang van de insecten en bij zonsopkomst kunnen we de vleermuizenpoep van dek vegen. Als dan ook nog blijkt dat ik lek gestoken wordt door kleine minivliegjes (een soort midgees) die zelfs door de klamboe heen kunnen komen, heb ik het even helemaal gehad. Ook Joost is er wel redelijk klaar mee. Onze langzame terugtocht wordt dus toch een iets snellere tocht dan gedacht.
“Mar, kom snel!”, zegt Joost, terwijl hij door de verrekijker tuurt. “Hè, wat?”, vraag ik terwijl ik uit de kombuis kom. “Ik zie een krokodil!”, zegt Joost opgewonden. Binnen een tel sta ik naast hem en zet de motor zacht. “Mag ik ook kijken?”, terwijl ik de verrekijker bijna uit zijn handen gris. En ja hoor, het is er echt één. “Wat een joekel zeg.” We draaien om en proberen met een omtrekkende beweging wat dichterbij te komen. Joost zit ondertussen met de camera in de aanslag. Langzaam varen we wat dichterbij. Inmiddels heeft de krokodil zijn bek wijd open gesperd. Ik knipper twee keer met mijn ogen en ineens is de krokodil verdwenen. “Hè”, zeg ik verbaasd, “waar is ‘ie nou?” Speurend kijk ik de drooggevallen oever af. “Hij is het water in gesprint”, zegt Joost teleurgesteld. “Ik heb maar één foto, want ik dacht dat we nog wel dichterbij konden komen…” “Jammer, maar het is meer dan niks”, zeg ik nuchter.
We laten ons opnieuw onder de Senegambia brug doorstromen. Daar komen we voor het eerst sinds we Lamin Lodge verlaten hebben andere boten tegen op de rivier. Het zijn er meteen drie. Ze varen helaas allemaal in tegengestelde richting: de rivier op. Wij zeilen voor het eerst écht en varen door naar Bintang Bolon, de grootste kreek die op de Gambia rivier uitkomt. Onderweg komen we meerdere dolfijnen tegen. Ze zijn typisch dolfijn-grijs, een stuk groter dan we gewend zijn en ook een stuk lomer. Waarschijnlijk hebben ze geen moeite om aan eten te komen. Maar als ze besluiten met de boot te spelen, dan lijkt het net of we over een verkeersdrempel varen. Hun zog is dusdanig dat de boot ervan begint te bewegen.
We komen een paar dagen bij van de hitte en alle indrukken bij de Bintang Bolon Lodge. Deze ligt, net als bij Lamin, tussen de mangroves en op houten palen. De lodge is alleen iets beter onderhouden én hier kunnen wel gasten overnachten. We hebben leuk contact met een Engels stel wat hier een paar nachten verblijft. Zij steunen ons als Nederland op het nippertje van Argentinië verliest en een dag later mogen zij bij ons uithuilen als Groot Brittannië het moet afleggen tegen Frankrijk. Verder maken we ’s ochtends om 07.30 uur een twee uur durende wandeling met een local. Hij neemt ons mee langs de rivier, tussen de mangroves en terug via een bos en een ander dorp. Onderweg weet hij ons allerlei vogels aan te wijzen. Joost doet zijn best om zoveel mogelijk mooie plaatjes te schieten. Een beetje voor onszelf en een beetje voor mijn neef die helemaal gek is van vogels.
De laatste stop op de rivier maken we bij James Island. Een piepklein eilandje midden in de monding van de rivier met een bewogen geschiedenis. Diverse Europese landen hebben gestreden om deze strategische plek ten tijde van de kolonisatie. Het fort wat hier ooit in volle glorie stond, is inmiddels een ruïne en overnachtingsplek voor pelikanen. De informatieborden laten zien hoe het er ooit uitgezien heeft en vertellen over de vele vele slaven die vanaf hier op transport gingen naar Amerika en daarna Europa. Het is om stil van te worden. Wij beleven een heel ander avontuur bij het eiland: we belanden in een visnet. Het is springtij en het stroomt daardoor flink rond het eiland. Op de één of andere manier is ons anker ’s nachts gaan krabben. We liggen nu aan lagerwal (zowel voor de wind als de stroming) en dreigen aan de grond te raken. Even zijn we bang dat één van de vissers verhaal komt halen voor een kapot net. De man spreekt helaas geen Engels, waardoor we niet precies begrijpen wat hij bedoelt. We proberen uit te leggen dat we onszelf los gaan proberen te trekken. Door een extra anker uit te brengen en met het bijbootje de achterkant van de boot uit het visnet te trekken, lukt dat gelukkig. Als de visser daarna nog even polshoogte komt nemen, kijkt hij ons vragend aan. We steken onze duim omhoog en we krijgen een prachtig witte glimlach en een duim terug. Ik wil de man nog wat geld geven voor het kapotte net, maar voor we het weten is hij al vertrokken. Waarschijnlijk wilde hij alleen maar helpen…
Terug bij Lamin Lodge wacht ons een leuke verrassing: Nadja komt een dag later aan in Gambia. Zonder dat we het zo afspraken, blijkt zij haar reis door Afrika te starten in Gambia. We nemen haar een middag mee naar Tanji. Een kustplaats die beroemd is vanwege de vismarkt. Karim, onze boat boy, regelt vervoer via een buurman die wel vaker toeristen rondrijdt. En aangezien het zijn vrije dag is, besluit Karim om zelf ook mee te gaan. Wij vinden het allemaal wel prima, want een local mee betekent dat je minder wordt “lastig gevallen” door anderen. We zien hoe de vis vanaf de pirogues op het strand gebracht wordt, gerookt, gedroogd of vers verkocht wordt. Vanaf de markt rijden we terug om Nadja af te zetten, tot we horen dat tegenover haar hostel één van de beste lokale restaurantjes zit: Kadie Kadie restaurant. Zo zitten we ineens domoda te eten (rijst met een saus van o.a. pinda’s en in dit geval rundvlees) met Nadja in Gambia! Onze chauffeur biedt spontaan aan ons met z’n drieën af te zetten bij de boot en Nadja daarna gratis terug te brengen naar haar hostel. Hij moet daar uiteindelijk toch in de buurt zijn. Zo kan ze zelfs nog even mee naar de boot. Eenmaal uit de auto leiden we haar over de ietwat gammele steiger tussen de mangroves door naar de lodge. In ons rubberbootje peddelen we onder een heldere sterrenhemel over de spiegelgladde kreek naar de Awa. “Tjemig, en jullie vinden dit allemaal maar de normaalste zaak van de wereld”, verzucht Nadja.
Wat een prachtige plaatjes. Die vissersboten zijn kunstwerkjes; kunnen die roestige kotters in Noord-Europa een voorbeeld aan nemen:)
We hadden al wat berichtjes gelezen en gehoord, maar met dit verhaal gaat de reis de rivier op echt leven. Schrijf vooral door!
Ja, leuk hè! Wie weet hoe de Awa eruit ziet na de volgende verfbeurt 😉
Prachtig verhaal en mooie foto’s!!
Wat je mem zegt Marrit, echt prachtige verhalen en super mooie foto’s. Wat een avontuur
Dank je wel Lottie!
Dank! De meeste foto’s zijn Joost zijn werk 🙂
De beste start van het nieuwe jaar: jullie ontdekkingsreis door Gambia ne eens grondig en uitgebreid meebeleven a.d.h.v. flessenpostedities en google maps en foto’s. Genieten! Heerlijk om bij weg te dromen. 😉
Ha, mooi zo! Je bent er eens even goed voor gaan zitten. Leuk 🙂
Wederom een aanstekelijk verslag van een heel bijzonder vaargebied. Ik pak snel de kaart erbij om de tocht de visualiseren).
Als jullie ooit weer eens terug komen naar Scheveningen, dan hoop ik dat jullie tijdens een clubavond je verhaal wilt doen.
Heel veel plezier met jullie avonturen.
Hartelijke groet, Boris
(Tijdens de voorbereidingen in Scheveningen lagen jullie naast ons)
Leuk om te horen, Boris! We komen absoluut ooit weer eens terug in Scheveningen, dus dan moet dat toch zeker kunnen…