Een jongensdroom

Nu Marrit tijdelijk uitgeschakeld is (ze mag de eerste vier weken na de klap niet ver van een ziekenhuis zijn), zoeken we naar de beste oplossing voor de Awa en onszelf. Gelukkig zegt Lowik, vader van Joost en de beste walkapitein die we ons maar kunnen wensen, toe om over te komen. Een betere bemanning kunnen we niet bedenken. Hoe hij dit beleefde, vertelt hij zelf:

Op 30 december appt Joost:
“En dan is het zaak om te bedenken wat te doen met de boot. Marrit moet een maand enigszins in de buurt van een ziekenhuis zijn. Dus niet de zee op. Denken er nu aan dat Marrit over land naar Ushuaia gaat, en ik over zee. Dus ik ben op zoek naar iemand die dit stuk mee wil zeilen. En dacht, lijkt jou dat niet wat? Het zal wel lastig zijn om daar alles achter te laten voor een paar weken. Maar het is ook een mooie kans?!”

Een kans? Een jongensdroom die uitkomt! Een stukje wereld rondzeilen, en tegelijkertijd Joost en Marrit verder helpen. Ik kan niet wachten, maar moet nog wel even wat regelen.

Op weg

Krap twee weken later kijk ik, terwijl we door de wolken zakken, uit het raampje van mijn vliegtuig. Daar ligt in een uitgestrekt leeg, kaal en dor landschap Trelew, mijn bestemming. Het vliegveld bestaat uit niet meer dan een landings- en taxibaan en een heel eenvoudig stationsgebouw. Op zo’n verlaten vliegveld gaat de afhandeling van de bagage lekker vlot.

Bij een zestal wat gehavende taxi’s op het verlaten voorplein van het vliegveld hangen wat mannen rond. Erg veel haast lijken ze hier niet te hebben. Als ik naar de voorste taxi loop, maakt mijn chauffeur zich uit het groepje mannen los. Communiceren gaat lastig, zijn Engels is even goed als mijn Spaans. Maar de nodige handgebaren, glimlachen en de Booking-app zijn voldoende om duidelijk te maken wat ik wil en waar ik heen moet.

Na een kwartiertje zet hij mij af voor hetzelfde luxe hotel waar Joost en Marrit een nachtje verbleven. En daarmee stap ik de wereld in, waar Joost en Marrit al heel lang vertrouwd mee zijn. Een wereld die ik alleen ken uit hun verhalen, foto’s en van Google Streetview.

Nieuwe wereld

De avond gebruik ik voor een eerste kennismaking met deze voor mij nieuwe wereld. Het is hier zomer dus nog heerlijk warm! Ik wandel door vrijwel verlaten en veel te brede straten. Steek diagonaal kruispunten over zonder rekening te houden met de stoplichten die het afwezige verkeer regelen. Geniet van de bonte verzameling gebouwen waar nog nooit een welstandscommissie naar heeft gekeken. Loop door parken waar Jan en alleman zich ontspant, en waar alleen irrigatie nog wat groen uit de grond weet te krijgen. Luister naar een blaaskapel die, gezeten op kleine klapstoeltjes, voor een handjevol toeschouwers een concert verzorgt (blijven oefenen!). En eindig in het restaurant schuin tegenover mijn hotel achter een pizza (Argentijnse specialiteit!) en een buitenmodel glas rode wijn.

De volgende dag gaat de reis vanaf het busstation van Trelew verder per langeafstandsbus. De rit gaat over een kaarsrechte weg door hetzelfde verlaten en uitgestrekte landschap, dat ik uit de lucht al had zien liggen. Wat een ruimte en weidsheid! Ik kijk mijn ogen uit; al zullen velen zeggen: saai, er is niets te zien. Na tweeëneenhalf uur stopt de bus ergens in de berm. Omdat ik eerder bij een zijweg al het bordje Camarones heb zien staan, ga ik ervan uit dat ik er hier uit moet. En ja hoor: daar staan Marrit en Joost op me te wachten! De in Camarones opgescharrelde taxi waarmee ze naar de halte zijn gekomen, brengt ons in anderhalf uur naar het strandje bij de haven. Dinghy-service Joost roeit me naar Awa. De nog warme appeltaart van Marrit laat ik me goed smaken, ik voel me meteen welkom en thuis!

Vertrek

Camarones ligt op vierenveertig graden zuiderbreedte, wat in scheepvaartkringen bekend staat als de “Roaring Forties”. Dit is de zone tussen de veertigste en vijftigste breedtegraad, berucht vanwege het onstuimige en snel wisselende weer. Naast bijkletsen en de omgeving verkennen, houden we ons de volgende dag dan ook meteen en intensief bezig met het zoeken naar het juiste “weervenster”. Na twee dagen dient zich een weervenster aan geschikt voor onze tocht naar de volgende bestemming: Puerto Deseado.

Wegkomen gaat niet zomaar in Argentinië. Op de dag van vertrek,15 januari, moeten we ons eerst afmelden bij Prefectura Naval. In het kantoortje vult Joost de nodige papieren in en word ik officieel ingeschreven als bemanningslid. Dan nemen we afscheid van Marrit. Vreemd voor ons om haar achter te moeten laten, maar nog vreemder voor haar om niet mee te varen. Nadat Awa uit het spinnenweb van lijnen is bevrijd, haalt Joost als laatste het anker op en stuur ik de oceaan op!

Er is eerst niet veel wind. Maar de temperatuur en de wolkeloze hemel maken veel goed. Op de motor koersen we naar het oosten, de baai uit. Eerder hadden Joost en Marrit in deze baai al walvissen gezien. En nu is het na een uurtje varen weer raak. We spotten redelijk dichtbij twee walvissen. Afgaand op het bultige zwarte eiland dat ik uit het niets in de buurt van Awa boven water zie verschijnen, gaat het hier om bultruggen. Met hun enorme staarten zwaaien ze ons uit. En even later word ik ook al meteen getrakteerd op een dolfijnenshow rond de boeg. We zijn net op pad en deze tocht kan nu al niet meer stuk!

Zodra we een zuidelijke koers gaan voorliggen, trekt ook de noordenwind aan en kunnen de zeilen gezet worden. Ondanks de wat knobbelige zee is het heerlijk zeilen. Voor Joost is het even wat minder. Hij moet nog “inslingeren”. Zeeziekte dreigt; hij gaat te kooi om rust te vinden. Ik neem de eerste wacht. In de avond trekt de wind verder aan. In de nacht, na onze wachtwisseling, noteert Joost maar liefs 38 knopen over dek, ware windkracht 8 Bft. Awa doet het fantastisch, hiervoor lijkt ze gemaakt. Als het weer mijn beurt is, geniet ik van het varen en van de imposante golven die van achteren aan komen rollen. Het is geen straf om mijn wacht wat op te rekken om Joost “uit te laten slapen”, zoals hij dat zelf noemt.

Bijzondere ankerplek

Na 24 uur zeilen komt er weer land in zicht: de zuidkust van de Golfo San Jorge. Op de uiterste oostpunt verkennen we de vuurtoren op de in zee stekende rots Cabo Blanco. De daarachter gelegen ankerbaai willen we gebruiken als tussenstop om het getij af te wachten. Voor het opvaren van het stukje rivier waar Puerto Deseado aan ligt heb je namelijk door een sterke stroom op de rivier maar beperkt de tijd. Van hieruit is dat goed te plannen. Na ronding van de rots laten we het anker vallen in het volkomen vlakke water van deze natuurlijke baai. Slechts een lichte swell vanuit de oceaan zorgt dan nog voor enige beweging van Awa.

Caleta Sur, zoals deze baai genoemd wordt, is een verlaten oord. Op de wal staan slechts twee onbewoonde huisjes met iets verderop de vuurtoren. Verder niets. Maar dat maakt het meteen ook heel fotogeniek. Het selecteren van de allermooiste foto voor de flessenpost uit de vele tientallen die we maken, zal nog een hele klus worden. En we blijven fotograferen! De ondergaande zon zorgt later op de avond voor een ongekende kleurenpracht in rood en purper.

Stormvast

Het tij voor de invaart van de rivier valt gunstig. De volgende dag kunnen we tijdens kantooruren de vijfendertig mijl naar Puerto Deseado afleggen. In een kalme zee worden we opnieuw vermaakt door tientallen dolfijnen. Ogenschijnlijk zonder enige beweging schieten ze als een torpedo van boord tot boord onder de boot door. Het is een magnifiek schouwspel.

Als we in de middag de riviermonding invaren is de nu westelijke wind aangetrokken tot boven de dertig knopen. Aan deze tegenwind en de steile golven op de rivier heeft de motor een hele kluif. Gelukkig loopt de stroom nu in. Puerto Deseado heeft eigenlijk geen voorzieningen voor jachten. Bij de Club Nautico zijn volgens de pilot twee moorings beschikbaar. Iets verderop zou afgemeerd kunnen worden bij een scheepswerf. De moorings vallen af, één bezet, de ander bestaat niet meer. Bij nadering lijken er op het eerste gezicht ook bij de werf geen geschikte ligplaatsen. Op een sleepboot op de kop van een enorm ponton staan twee Argentijnen te zwaaien. We kunnen hiertegen afmeren. De eerste 165 mijl zitten erop.

Weergaatjes zoeken

Puerto Deseado is op onze reis de laatste enigszins bruikbare havenplaats. De paar andere havens op weg naar het zuiden liggen alle aan hard stromende rivieren, ongeschikt voor jachten om te bevaren of te ankeren. Voor de af te leggen afstand van dik 450 mijl naar de eerstvolgende veilige ankerplaats is daarom eigenlijk een weervenster van vier dagen of meer nodig. Dat wordt lastig. Drie dagen zonder storm is in deze contreien al heel bijzonder. De pilot doet echter, een beetje tussen de grote verhalen door, melding van een ongewone ankerplek. Een ander jacht heeft ooit aan deze kust geankerd vlak onder een zestig meter hoge zandklif. Ondanks een enorme westerstorm lagen ze daar relatief rustig.

In afwachting van een gunstig weervenster hebben we volop gelegenheid om alle hoeken van Puerto Deseado te verkennen. Heel toeristisch is het er niet. Het is vooral de geïsoleerde ligging in deze uithoek van Patagonië, die een bezoek tot een bijzondere ervaring maakt. En daarnaast de lokale geschiedenis met ook een Hollands tintje. Waar wij nu liggen was in de 17e eeuw ook een soort werf. Het Nederlandse schip De Hoorn, dat deelnam aan een ontdekkingsreis, werd daar in 1615 opnieuw gebreeuwd. Dat ging niet helemaal goed. Het schip vloog in brand en ging verloren. Later is Kaap Hoorn naar dit schip vernoemd.

Gaandeweg lijkt zich vanaf zaterdag een bruikbaar venster te ontwikkelen. Als we dat venster gebruiken, hebben we net genoeg tijd om voor een storm op dinsdagmiddag in de beloofde beschutting van de klif het anker te laten vallen. Op zaterdagmorgen melden we ons, vrijwel gelijktijdig met de bemanning van het Engelse jacht dat naast ons ligt, bij de Prefectura Naval. De ervaren zeilers (Joost en de Engelsen) ergeren zich inmiddels kapot aan al dat gedoe, maar ik vermaak me kostelijk met dit toneelstuk. Strak in uniform gestoken en bewapende jonge beambten storten zich met uiterste zorg op het recht leggen van twee formulieren met daartussen een carbonpapiertje. Alles moet uiteraard in tweevoud!

Het weervenster lijkt dan wel gunstig, het weer kan hier met de dag veranderen. Dat we in een storm terecht komen is niet uit te sluiten. Na alle formaliteiten is het tijd de boot stormklaar te maken. We bergen de dinghy op, de bimini mag eraf en alles aan dek wordt nog eens extra gecontroleerd.

Een gokje

Door wind op stroom staan er op de rivier steile golven. De tocht naar open zee duurt daardoor eindeloos. Op zee gaat het beter. Aan de wind kunnen we het te ronden eiland, bekend als Pinguïn-eiland, bezeilen. Eenmaal daar valt de wind weg en moet de motor bij. Ik neem weer de eerste wacht en geniet van de ondergaande zon en daarna van de heldere volle maan. Na Joost zijn wacht mag ik de zonsopkomst meemaken. Wat volgt is een heerlijke warme dag met afwisselend zeilen en, helaas, ook veel motorzeilen. We moeten voldoende gang houden. De storm van dinsdag wacht niet op ons. En verder, halen we via de satellietontvanger weerberichten op, kookt Joost heerlijke maaltijden, mag ik afwassen, genieten we van dolfijnenshows, bestuderen het gedrag van de Magelaen pinguïns en spot Joost zowaar weer een walvis.

De tweede nacht op zee is nog mooier dan de eerste. Vanuit mijn buiskaptentje geniet ik van een goudgeel ondergaande maan, talrijke sterren en de zee. Tot nu toe volgen we min of meer de kust. Die is te ver om te kunnen zien, maar een schijnsel aan de horizon verraadt de havenplaats Santa Cruz. Vanaf hier gaan we in een rechte lijn op de kliffen af die ons moeten behoeden voor de storm…

10 reacties

  1. Ha lowik, leuk stuk geworden, beetje kort lees graag de avonturen daar.
    Joozt en marrit succes de rest van de reis.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *