Îles Gambier

“Waar zijn jullie aan toe?! Koffie?”, roept Stef ons toe vanaf hun boot. “Of meer toe aan een biertje?” Terwijl ik Awa vlak langs hun boot draai en nadenk over alle opties nu we ineens weer bij land zijn, antwoordt Joost snel: “Ja, een ankerbiertje! Dáár zijn we wel aan toe.” De lach op ons gezicht is bijna nog groter dan die van Manon, die naast Stef naar ons staat te zwaaien. Snel leggen we de boot een stukje verderop voor anker en stappen bij taxi-Stef in de bijboot op weg naar een eerste biertje.

Even wennen

Een warm welkom op Gambier volgt en voor we het weten is het middag. “Mooi”, zegt Manon, “jullie kunnen vast ook wel wat verse boodschappen gebruiken. De winkels gaan om 13.30 uur weer open.” “Ja, en afval weggooien en inklaren natuurlijk”, antwoordt Joost. We bereiden ons voor op een lange middag kantoortjes afstruinen, maar dat blijkt voor niets. Met een kopie van ons paspoort, onze bootpapieren en de code van een vooraf door ons ingevuld online formulier is de dame van de gendarmerie tevreden. Met een vrolijk “Bonne journée!”, wuift ze ons na tien minuten weer naar buiten. “Was dat alles?”, vraagt Joost zich hardop af als we weer terug de volle zon in stappen. “Eh, ja, dat denk ik wel”, antwoord ik met een dikke grijns. Op naar een pinautomaat en een winkel met groente en fruit!

De pinautomaat is gauw gevonden na wat rondvragen. “Tja, hoeveel moeten we eruit halen?”, vraag ik Joost. “Hoeveel Frans Polynesische Franc was ook alweer € 1,-?” Na wat rekenwerk en gehannes, floept de automaat drie biljetten naar buiten. “Is dat alles?”, vraag ik vertwijfeld. Na Chili, en zeker na Argentinië, zijn we gewend aan enorme pakketten biljetten in onze portemonnee. Hebben we nu wel echt voor € 250,- gepind? Of hebben we toch een rekenfout gemaakt?

Prijs shock

Eenmaal bij de eerste winkel worden we nog onzekerder over de waarde van het geld. We vragen de dame achter de toonbank of we de vier sinaasappels en vier appels kunnen kopen die ze nog heeft liggen. Het enige verse fruit in haar winkel. Ze legt ze zonder al te veel interesse op de weegschaal en laat ons op haar rekenmachine het bedrag zien dat we moeten betalen. Het schermpje laat 700 zien. “Hè? Kost dat bijna een tientje?” vraagt Joost ongelovig. We overleggen even en besluiten op de boot de waarde nog eens na te zoeken en voor nu het fruit maar achter te laten op de toonbank.  Zodra we weglopen realiseren we ons dat dit fruit waarschijnlijk met de tweewekelijkse bevoorradingsboot gekomen is. Daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan.

Manon komt intussen aanlopen met een paar broodvruchten in haar tas. De dame die een groentetuin zou hebben, heeft ze niet gevonden. Maar, wat er aan fruitbomen in de kerktuin hangt mag iedereen plukken. “Dat is in ieder een stuk goedkoper dan de geïmporteerde sinaasappels en appels”, lach ik. Even verderop zien we een dame in haar tuin onder een papajaboom staan. “Wow, bonne papaja’s”, roep ik in mijn beste Frans. Ze lacht en wenkt ons. Ze wijst naar Joost en de hoge boom. Al snel staat Joost de rijpe papaja’s te plukken. Als hij ze haar wil geven, gebaart ze dat ze voor ons zijn. Manon staat ondertussen onder een boom met gigantische citrusvruchten. Er liggen er verschillende op de grond. Vragend wijst ze naar de vruchten: “Doen jullie daar niets mee?” De dame schudt driftig haar hoofd, plukt een paar van de vruchten van de boom en overhandigt ze dan: “Pompelmoezen”, zegt ze met een brede glimlach. “Die moet je niet van de grond eten, dan zitten er beestjes in.” Watertandend en een beetje overrompeld door zoveel generositeit lopen we niet veel later met dik gevulde tassen terug naar de bijboot.

Maramu

De volgende dag zijn onze watertanks weer afgetopt na een nacht met flink veel regen. En zelf zijn we ook weer helemaal opgeladen na een eerste volle nacht in ons eigen bed. Na het verifiëren van waarde van de Frans Polynesische Francs, kopen we nog wat groentes die het minst duur zijn en dan is het tijd om te verkassen. Er komt een behoorlijk harde zuidoostenwind aan: de maramu. Deze ontstaat doorgaans nadat er een flink lagedrukgebied voorbij is getrokken en kan behoorlijk lang aanhouden. De ankerplek waar we nu liggen, is met de verwachte windrichting niet erg beschut, dus we zoeken beschutting achter één van de andere eilanden binnen het atol van Gambier. Aangezien onze dieptemeter de geest heeft gegeven, is dat nog een spannende onderneming met alle koraalriffen rondom. Gelukkig kunnen we achter Manon en Stef aan varen en vinden een prima ankerplek. Met ons zijn nog twee andere boten verplaatst en voor de dagen die volgen zijn we tot elkaar veroordeeld. Op het eiland is een kleine strook strand met daarachter een bos van palmbomen, loofbomen en dennenbomen. Er woont niemand en het enige leven dat we horen zijn de wilde geiten en hanen. De wind giert regelmatig met korte harde stoten door de verstaging. Toch krijgen we het voor elkaar om een vuurtje te stoken, wat klusjes aan de boot te doen en vooral lekker uit te rusten.

Als na vijf dagen de hardste wind voorbij is en wat draait, wordt op alle boten druk overlegd over een andere ankerplek. Net als bij Joost, begint het aan boord van de Ziganka te kriebelen om te wingfoilen, of in hun geval, misschien ook te kitesurfen. Net aan de andere kant van het eiland is een ankerplek tussen een rif en een ander klein eilandje ingeklemd. Dat lijkt ideaal. Ziganka gaat vroeg anker op en al snel klinkt het door de marifoon: “This is awesome! No waves here and the wind might be enough to wingfoil.” Er achteraan dus!

Lesje

De ankerplek is inderdaad ideaal om te wingen en aan deze kant wonen ook wat mensen. Op het kleine eilandje blijkt Manu te wonen met zijn kippen, varkens en honden. Hij heeft wat fruitbomen en verbouwd een klein beetje groenten voor zichzelf. Aan de andere kant van de ankerplek staat ook een huisje. We besluiten daar samen heen te gaan om kennis te maken en wellicht wat meer groentes en fruit te kunnen kopen of ruilen. Eenmaal aan land is er niemand thuis. Als we voorzicht een rondje om het huis maken, lijkt het wel of de boel voor lange tijd verlaten is. Spullen slingeren door de tuin en in het huis staan de matrassen rechtop. We kijken elkaar aan en besluiten dat we prima een ronde door de tuin kunnen maken om te zien of er iets groeit. Ondertussen blijven we “Bonjour!” roepen, maar er komt geen antwoord. Wel zien we dikke pompelmoezen en trossen bananen in de bomen hangen als we wat verder lopen.

We kijken elkaar nog eens aan en besluiten dat het zonde is om al dat fruit te laten verpieteren aan de bomen terwijl onze voorraad er alweer doorheen is. Als Joost net een tros bananen van een stam snijdt horen we ineens “Bonjour!”. Verschrikt kijken we om. Manu loopt naar ons toe en legt uit dat we op iemands land zijn en dat het niet de bedoeling is dat we hier zo zijn. Beschaamd maken we wel tien keer excuses. Hij vertelt dat het huis van zijn oom en tante is die voor korte tijd naar familie op Tahiti zijn. Hij houdt zolang een oogje in het zeil. Ik kan wel door de grond zakken. Stomme gierige Europeanen die we zijn. Gauw zeggen we dat graag wat willen betalen voor de bananen en de twee pompelmoezen die we hebben geplukt. Manu maakt een afwerend gebaar en zegt dat het goed is. Terwijl wij weer in ons bootje stappen, is Manu in zijn kano met outrigger alweer onderweg terug naar zijn eigen eiland. Wij hebben ons lesje voorlopig geleerd.

Barbecue Gambier stijl

Manu heeft ons duidelijk al snel vergeven, want we worden met de andere zeilers uitgenodigd voor een barbecue bij hem thuis. We mogen om beurten een kokosnoot openen. Manu doet in razend tempo de techniek voor: de buitenste dikke schil haal je eraf met soort een pikhouweel. Vervolgens opent hij de noot met een machete. Manu gniffelt als hij ziet hoeveel tijd en moeite het ons kost. Om het ons nog makkelijker te maken, verzamelen de varkens zich al snel rond alle kokosnootschillen om ook een graantje mee te pikken. Luid protesterend jagen ze elkaar weg.

Het kokoswater mogen we opdrinken en het vruchtvlees schrapen we met een ander traditioneel werktuig uit de noot. Dit stopt Manu vervolgens in een shirt, dat hij uitwringt boven een kom: kokosmelk. Intussen brandt er een behoorlijk vuurtje met daarin een paar broodvruchten en erboven een paar vers gevangen vissen. Ietwat onwennig halen we de stukken geroosterde vis met onze handen door de kokosmelk en stoppen het daarna in onze mond. Niet zozeer door het gebrek aan borden en bestek, maar meer omdat we er allemaal van doordrongen zijn dat hier ciguatera oplopen (een vergiftiging die je zenuwstelsel aantast veroorzaakt door het eten van besmette rif vissen met CTX) geen pretje is. We vertrouwen maar op Manu zijn lokale kennis en genieten volop.

Klimgeiten en kerkbezoek

“Ik glij weg!”, roep ik terwijl ik mijn voeten van mijn slippers voel glijden. We staan op een steile helling tussen allemaal struikjes en planten. “Hier ergens moeten we zo naar rechts kunnen”, zegt Manon al kijkend op het kaartje op haar telefoon. Op goed geluk banen we ons in een lange sliert van mensen een weg door de bush. Op aanraden van Manu zijn we opzoek naar een pad dat moet leiden naar een klein dorpje verderop op het eiland. Na wat geklim en geklauter hebben we iets gevonden dat door kan gaan voor een pad.

Na een klein uurtje zien we inderdaad het eerste huis opdoemen tussen de bomen. We moeten door de tuin om verder het dorp in te kunnen lopen. Al “Bonjour!” roepend lopen we door. Niemand thuis. Joost en ik besluiten ons niet weer te laten verleiden door alle groente en fruit die er groeit. We lopen door tot we het geluid van gereedschap horen. We lopen recht tegen een grote witte kerk aan. Deze wordt volledig gerestaureerd. We worden begroet door één van de weinige bewoners op het eiland die tevens één van de werklui is. Hij vertelt dat ze met Franse subsidie de boel opknappen. In onze pilot stond al vermeld dat er lang geleden een erg actieve missionaris op deze eilandengroep heeft huisgehouden. Toen deze beste man aankwam, woonden er 2000 mensen op het eiland. Nu zien we zijn nalatenschap met eigen ogen. En wonen ze er nog met enkele bewoners, zo goed als zelfvoorzienend in een paar huisjes rond de gigantische kerk. Voor we aan dezelfde weg terug beginnen, krijgen we een flinke tros bananen en de aanwijzing vooral wat courgettes te plukken als we ze zien. Geduld en vriendelijkheid wordt gul beloond.

Nieuwe bestemming

Na twee weken gaat de wind eindelijk liggen en draait weer in noordelijke richting. Terug dus naar Rikitea, het grootste dorp van Gambier. Onze dieptemeter doet het weer, dus dit keer vinden we zelf onze weg tussen de riffen door. Althans, dat is de bedoeling. Ik sta aan het roer als ik Joost vraag toch maar even voorop uit te kijken naar koraalriffen. Terwijl hij naar voren loopt, draait hij zich om: “Achteruit!!” Het volgende moment, horen we een heel hard KRRHHGGGG onder de kiel. Shit! Op een rif. Met de wind van achteren schuiven we zo over het rif heen, wat gelukkig al snel weer wat dieper onder water ligt. “Jemig, wat een stomme beginners zijn we ook”, zucht ik als de ergste schrik gezakt is. “Waarom hebben we de satellietfoto’s er niet bij om de riffen te identificeren?” Er komt gelukkig geen water binnen en bij een inspectie later, blijkt de boot er met alleen een paar dikke krassen onder de kiel vanaf te zijn gekomen. Het rif daarentegen…

De week die eraan komt ziet er helaas niet al te best uit wat betreft het weer: opnieuw harde wind en ook regen. Als we de lokale bevolking in winterjassen en met mutsen op zien vissen, realiseren we ons dat het winter is. Desondanks dat wij een korte broek en t-shirt warm zat vinden, is het niet zó warm dat we zin krijgen om lekker te gaan snorkelen. Voor ons dus het moment om warmer weer op te zoeken. We hebben de Tuamotu’s in gedachten, maar daarvoor is de windverwachting niet erg gunstig. “We zouden het heel gezellig vinden als jullie meevaren naar de Marquesas”, zegt Stef met een dikke knipoog. We twijfelen nog even, maar gaan algauw overstag: het is voor mij altijd dé droombestemming geweest bij het maken van onze reisplannen én we varen er tegen onze verwachting in zo naartoe met het weer dat eraan komt. En ach… wat is nou een week varen na die monsterreis die we net achter de rug hebben!? Nog één flinke wandeling over het hoofdeiland Mangareva en dan kiezen we weer het ruime sop.

10 reacties

  1. Genoten weer van jullie fantastische belevenissen begeleid door prachtige foto’s. Dank! Wij kijken al weer uit naar jullie verhaal van het volgende avontuur. Geniet. Lieve groet ook voor Stef en Manon. Maarten & Thea “Nostress”

  2. Een rif (of rots) raken? Welkom in de club. Die rots in Zweden maakte bij ons een vreselijk geluid. We kunnen er iets bij voorstellen! Als het hierbij blijft is het prima. Een ervaring rijker!

  3. Heeey lieve Marrit en Joost, ik heb een aantal keer een reactie gegeven op jullie vorige flessenpost maar die wordt niet geplaatst. Als ik (op mijn mobiel) op reactie plaatsen klik blijven mijn gegevens wel staan maar het bericht is dan weg. En je zou denken: Een ezel stoot zich in het algemeen….. Ik dus wel… wel 5 keer. Nu weer een poging bij jullie nieuwe verhaal. Alweer een mooi verhaal met prachtige foto’s. Wat een avontuur én wat een incasseringsvermogen hebben jullie. Echt petje af. Ik ben benieuwd of jullie dit keer wéér in een grote klotsbak terecht gaan komen. Wat mij betreft zijn jullie helden en ik zou zeggen: vooral doorgaan met schrijven, jezelf blijven en je hart volgen!

  4. Heerlijk om te lezen en er een beetje bij te zijn.
    Doe veel liefs aan Stef en Manon, we zeilden met hun in Brazilië.
    Veel plezier samen!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *