“Varen we nou naar west Fiji of toch eerst naar Savusavu?”, vraag ik Joost. We moeten voor vertrek met formulieren aankondigen dat we eraan komen. Op die formulieren geef je onder meer aan waar in Fiji je wilt inklaren. “Tja”, zegt Joost, “als ik het mag zeggen, dan gaan we eerst naar het westen.” In het westen zijn de werelberoemde surfspots van Fiji te vinden. Het is er alleen ook erg toeristisch en dat lijkt mij wat minder aantrekkelijk. Door onze plannen om dit seizoen nog naar Canada te varen, moeten we keuzes maken. Tijd om het hele land te zien, is er niet. “Oké, dan doen we dat en dan vertrekken we zodra jij echt lekker gesurft hebt”, antwoord ik.
Onstuimige overtocht
Na het bezoek van Lotje en Teun storten wij ons op de allerlaatste klussen. Half mei kunnen de trossen los voor een shake down sail. We laten Whangarei na vijf en een halve maand achter ons en varen naar de Bay of Islands. Daar ontdekken we dat Nieuw Zeeland ook vanaf het water prachtig is. Eindeloos kan je hier rondvaren, wandelen en wingfoilen, maar de tijd begint te dringen. Vanaf april is het cycloonseizoen officieel voorbij en daarnaast loopt begin juni ons visum af. Dat laatste zorgt ervoor dat we met een verre-van-ideaal weervenster uit Nieuw Zeeland besluiten te vertrekken. We varen terug naar het Minervarif. En zo rustig als de heenreis naar Nieuw Zeeland verliep, zo onstuimig is de tocht er vandaan. Gelukkig kunnen we eenmaal binnen het Minervarif even bijtanken. Drie dagen later doet zich al een goed weervenster voor om door te kunnen varen naar Fiji.





















Luid zingend en klappend staat een groepje Fijiërs op de meldsteiger ons op te wachten. Even vraag ik me nog af of dit echt voor ons, maar als ik om me heen kijk, zie ik dat wij de enige boot zijn die naar binnen varen. Licht ongemakkelijk van alle aandacht sta ik voorop met de landvast in mijn hand. Ik kijk naar achter en zie dat Joost ook verrast is. Terwijl we de landvasten aangooien, blijft de groep maar zingen. Eén van de vrouwen knoopt een bloemenkrans rond de reling met een vrolijk “Bula!”. En dan is het eindelijk onze beurt om te klappen. Wat een warm welkom!









Cloud Break
Na een paar dagen vluchten we de marina uit. Het is er heerlijk: je krijgt er het gevoel alsof je in een resort bent, maar het is er windstil en daardoor stikheet en vol muggen. Niet mijn favoriet. We varen naar Musket Cove. Een bekende plek onder zeilers. Je kan er namelijk met alle windrichtingen beschut liggen, je kan er gratis ankeren én er is een zeilersvriendelijk resort met zelfs havenfaciliteiten. Eenmaal aangekomen varen we eindeloos rond op zoek naar een geschikte ankerplek. Veel boten liggen op zo’n 17 tot 20 meter diepte geankerd (!). Waar wij gewend zijn aan maximaal 10 of misschien 12 meter diepte, is dit dus even slikken. Uiteindelijk lukt het toch een plekje te vinden waar het iets minder diep is en dan kan de surfweek beginnen. Joost kan bijna dagelijks het water in. En als er bijna geen swell meer staat, waagt hij zich zelfs aan Cloud Break. Een wereldberoemde surfspot met normaal gesproken giga golven.









Plan B
Na anderhalve week is de swell echt op en de wind gunstig om via de noord om het hoofdeiland te varen. Het plan is om noordoostwaarts te gaan zodat we straks in Savusavu kunnen uitklaren. Nu het surfen voorbij is, wordt het zaak om ons te richten op de reis naar Canada. Telkens als we het over deze tocht hebben, maakt zich een twijfel van ons meester: het is zo’n lange afstand in zo korte tijd. Willen we dat wel? We zijn er na vier jaar zeilen wel achter dat de oversteken van langer dan één à twee weken niet echt ons ding zijn. We missen het om fatsoenlijk te kunnen bewegen en vervelen ons al snel. De reis die voor ons ligt is niet op te delen in stukjes van een week. Vanaf de Marshall Eilanden is het 4000 NM varen naar Canada. De vorige keer dat we zo’n afstand aflegden, was van Chili naar Frans Polynesië. Dat duurde toen 37 dagen, ruim 5 weken. Daar komt bij dat we uiterlijk eind september aan willen komen in Canada vanwege het seizoen.
Als Joost de route die we in ons hoofd hebben eens in de tijd zet, komt hij tot de volgende conclusie: “We hadden eigenlijk eergisteren uit Fiji moeten vertrekken.” Oef… Dat wordt wel heel erg haasten. “Maken we dan nog wel een stop op Tuvalu?”, vraag ik. “Nee, die heb ik dan al geschrapt”, antwoordt Joost. Het plan moet dus anders. Dat is ons ineens heel duidelijk. We wikken en wegen nog wat en besluiten dan meer tijd in Fiji door te brengen en de boot daarna naar Australië te varen. Hoewel het als een teleurstelling voelt niet in Canada aan te komen, is het vooral een enorme opluchting. Dat zegt misschien wel genoeg.
Sevusevu
“Kan deze rok, denk je?, vraag ik Joost. We maken ons klaar om onze eerste sevusevu te doen. Nu we de resorts achter ons hebben gelaten en voor een klein dorpje geankerd liggen, is dat wat ervan je verwacht wordt. Sevusevu is eigenlijk niets anders dan een rituele manier om toestemming te vragen om ergens met je boot te mogen ankeren en verblijven. Sevusevu doe je bij het hoofd van het dorp en uiteraard breng je dan iets mee. Volgens goed Fiji’s (Fijiaans?) gebruik hebben we een bosje kava (speciaal soort wortel) bij ons. We vallen met de neus in de boter, want op zondag gaat iedereen naar de kerk.
Terwijl we wat onwennig richting het gammele gebouwtje lopen wat dienst doet als kerk, wenken twee mannen ons met een brede glimlach. We mogen erbij komen zitten. De dienst is in de lokale taal en wat er gezegd wordt ontgaat ons dus volledig. Het zingen daarentegen is prachtig! Na afloop vragen we om het dorpshoofd. Hij neemt de zondagsrust blijkbaar niet al te strikt en we mogen onze sevusevu doen. Wij vragen of we voor het dorp mogen blijven liggen en hij beantwoordt dat met bijna een soort gebedje in de lokale taal. Als hij daarmee klaar is, legt hij uit dat hij onze sevusevu accepteert en dat we dus zolang mogen blijven als we willen, onderdeel zijn van de gemeenschap en dus ook mogen snorkelen, in het dorp rond mogen lopen en wat we verder maar willen. We worden door een paar kinderen op sleeptouw door het dorp genomen en snorkelen die middag boven de giant clams die bij het dorp gekweekt worden.














































Giga golven
“Woaaah, het was echt super clean en hoog!”, zegt Joost met een dikke grijns. Hij komt net terug van een surfsessie met twee anderen en geeft me zijn board aan vanuit de dinghy. Terwijl hij zelf aan boord stapt, zie ik de adrenaline nog door zijn lijf gieren. Hij heeft een grijns van oor tot oor en praat in superlatieven. “Het was echt zo gigantisch hoog en hol! Gelukkig was Grant erbij. Die kende de spot en kan super goed surfen. Hij kon me precies vertellen waar ik moest gaan liggen en dat ik diep in de golf al moest opstaan. Ik heb het één keer gedaan, dat ging goed en daarna durfde ik niet nog eens.” Ik lach en zeg: “Jij zult wel lekker slapen vanavond.”
We liggen samen met een handjevol andere boten geankerd in een baai van Kadavu, het zuidelijkste eiland van Fiji. De golven zijn hier niet altijd goed, maar toevallig wel nu wij er zijn. In de dagen die volgen kan Joost nog een paar keer (proberen) te surfen, maar de golven worden alleen maar hoger lijkt het wel. Als alle andere boten vertrekken, besluiten wij nog even te blijven. ‘





















Met de locals
We doen boodschappen in de hoofdplaats van het eiland en lopen op de terugweg langs een middelbare school. In de brandende zon zien we kinderen rugbyen, basketballen en volleyballen. Joost staat er een tijdje naar te kijken en zegt dan: “Ze zijn echt best wel goed!” Om hem aan te sporen zeg ik: “Waarom vraag je niet of je mee mag doen?” Meer heeft hij niet nodig en voor we het weten staan we voor de directeur van de school. Of we mee mogen volleyballen, vragen we. “You’re more than welcome”, is het antwoord. Joost wordt meteen opgenomen in één van de teams. Ik sta naast giechelende meisjes toe te kijken. Ze lijken er flink lol in te hebben dat zo’n vreemdeling meedoet. Onder luid gejuich maakt Joost een mooi punt. De jongen van de tegenpartij die de bal niet kon onderscheppen, wordt uitgelachen door zijn teamgenoten.
We verplaatsen nog één keer op het eiland en komen terecht in opnieuw een prachtige baai omgeven door groen regenwoud. Al snel komt er een bootje naar ons toe. Het is Usa met zijn zoon. We worden hartelijk welkom geheten en hij nodigt ons uit ons mee te nemen naar het dorpshoofd en daarna bij hem thuis mee te eten. Vereerd nemen we het aanbod aan. Die avond drinken we voor het eerst van de grogue (het drankje) dat ze maken van de kava (de wortels) die we elke keer weggeven. Met allerlei rituelen en ongeschreven regels nemen we een kommetje aan en proberen ons gezicht in de plooi te houden. Het smaakt namelijk zoals het eruit ziet: aards en licht bitter. Na de kavaceremonie gaan we met Usa mee naar zijn huis net buiten het dorp. Hier runt hij samen met zijn vrouw Tara een homestead waar ze zieke mensen helpen op basis van voeding. We luisteren vol aandacht en genieten van het heerlijke verse eten dat Tara heeft klaargemaakt. Tot laat in de avond zitten we te praten en ook de volgende dag zijn we welkom om hun groentetuin en akkers verder te komen bekijken. Hoewel dat erg aantrekkelijk klinkt, is het de volgende dag het enige moment van de week om weer verder te kunnen varen. Terwijl we onze ronde om Fiji afsluiten, denken we terug aan de warmte en gastvrijheid van de mensen hier.
















Flink cultuur en koraal snuiven! Prachtig
Heerlijk om te lezen!